Gisteravond leerde ik dat ik anders lees dan Maria en Simon. Wanneer zij lezen zijn ze niet bezig met hoe een zin is opgebouwd. Ik leerde ook dat wanneer ik als ik een mooie zin tegenkom in een boek en deze voorlees aan Maria, het haar weinig tot niets doet. Voor mij doet de volgorde van woorden veel. Woorden schetsen voor mij werelden. Niet alleen in fictie trouwens. Ik las vanochtend een nieuwsartikel over dat het kabinet wil dat je een noodpakket in huis hebt. In dat artikel stond: Komende week komt op de website van de Rijksoverheid informatie te staan over wat mensen in huis zouden moeten hebben. Het gaat dan onder meer over contant geld, batterijen, voedsel en drinken. De drie elementen contant geld, batterijen, voedsel en drinken zouden gelijk zijn, maar wat er geschetst wordt in mijn hoofd is dat wanneer er een ramp plaatsvindt, zelfs dan is je overleven afhankelijk van geld. Toen ze gisteravond vroegen naar wat ik een mooie zin vond, begon ik met ‘De wereld was nog zo jong dat…’ waarop Maria zei dat ik gewoon de eerste regel van mijn favoriete boek voordroeg. Misschien doet mijn voorlezen aan haar meer dan ze denkt. Het is niet de eerste regel, maar de derde. Als er een ramp plaatsvindt, hoop ik dat ik mijn hoofd koel kan houden zoals in de eerste zin van het boek en denken aan een eerste keer.