Taal klopt 6

de- (prefix)
– ter aanduiding van het tegenovergestelde van wat het grondwoord noemt

ter·mi·ne·ren
 (overgankelijk werkwoord; termineerde; heeft getermineerd; afleiding: terminatie)
(formeel) beëindigen

de·ter·mi·ne·ren
 (overgankelijk werkwoord; determineerde; heeft gedetermineerd; afleiding: determinatie, determinering)
bepalen, vaststellen